Wat je betaalt voor je hypotheek
Waaruit bestaat de rente en welke extra uitgaven zijn er?
De rente die je betaalt voor je hypotheek bestaat uit verschillende delen. De basisrente hangt af van de rente op de kapitaalmarkt en verschilt per looptijd. Bij een korte rentevaste periode betaal je meestal een ander percentage dan bij een lange periode. Daarbovenop komt een opslag die met risico te maken heeft: hoe meer je leent ten opzichte van je huiswaarde en afhankelijk van je aflossingsmethode, hoe hoger deze opslag kan zijn. Banken rekenen ook een marge voor hun eigen uitgaven en winst. Voor extra opties, zoals het meenemen van je hypotheek bij verhuizing, betaal je vaak extra. Naast rente zijn er ook uitgaven voor advies, taxatie, notaris en soms overdrachtsbelasting. Door goed te vergelijken kun je besparen. Denk aan het combineren van stappen, kiezen voor digitale afhandeling en slim plannen van aflossingen wanneer je rente opnieuw wordt vastgesteld.
Hoe werkt de opslag op je rente?
De verhouding tussen je lening en de waarde van je huis bepaalt de opslag op je rente. Dit heet de LTV (loan-to-value). Als je aflost of je huis meer waard wordt, daalt je LTV en vaak ook je renteopslag. Bijvoorbeeld: je begint met een LTV van 95% en een rente van 4,6% (3,6% basis plus 1,0% opslag). Na drie jaar aflossen daalt je LTV naar 84%, waardoor de opslag zakt naar 0,7% en je rente naar 4,3%. Als je huis verder in waarde stijgt en je LTV daalt naar 74%, betaal je nog maar 0,5% opslag en wordt je rente 4,1%. Met Nationale Hypotheek Garantie (NHG) zijn de opslagen lager. In dit voorbeeld zou je rente dan 3,9% zijn (3,6% basis plus 0,3% opslag). Je berekent je nieuwe LTV door je resterende hypotheekschuld te delen door de actuele waarde van je huis.
Boeterente als je wilt oversluiten
Wil je je hypotheek oversluiten terwijl je rente nog vaststaat? Dan krijg je meestal een boeterente. Die boete is het verschil tussen wat je nu betaalt en wat de bank zou ontvangen als je nu een nieuwe hypotheek zou afsluiten voor de resterende periode. Voor elke resterende maand wordt het renteverschil berekend, vermenigvuldigd met je schuld en teruggerekend naar nu. Al deze bedragen samen vormen de totale boete. Vergelijk deze boete altijd met het voordeel van een lagere rente om te bepalen of oversluiten zinvol is.
Uitgaven voor advies en afsluiten
Voordat je profiteert van een lagere rente, moet je eerst de uitgaven van het oversluiten terugverdienen. Stel, je betaalt €2.500 aan uitgaven en bespaart €100 per maand. Dan duurt het 25 maanden voordat je uit de uitgaven bent. Is je rentevaste periode korter dan deze terugverdientijd plus zes maanden, dan is oversluiten meestal niet slim. Bij een maandelijkse besparing onder €40 en uitgaven boven €2.000 wordt de terugverdientijd vaak te lang. Een handige regel: de terugverdientijd moet niet langer zijn dan 40% van je resterende vaste periode. Anders wegen de voordelen niet op tegen de uitgaven en risico’s.
Rentemiddeling: boete verspreiden over je nieuwe rente
In plaats van direct een boete te betalen, kun je soms kiezen voor rentemiddeling. Hierbij wordt de boete verwerkt in een verhoging op je nieuwe rente, verspreid over de resterende looptijd. Dit kan handig zijn als je rentevaste periode nog maximaal drie jaar duurt en de verhoging niet hoger is dan 0,30%. Bij een periode van drie tot zes jaar en een verhoging tussen 0,30% en 0,60% is het slim om te berekenen wat voordeliger is. Is de periode langer of de verhoging hoger dan 0,60%, dan is een directe boete meestal gunstiger. Vergelijk altijd de totale extra rentelasten van de verhoging met de waarde van de boete nu. De verhoging vervalt bij de volgende renteherziening.
Kiezen tussen kort of lang vastzetten van je rente
Of je beter voor een korte of lange rentevaste periode kunt kiezen, hangt af van je verwachtingen over de rente. Stel, de lange rente is 4,2% en de korte 3,5%, die elke vijf jaar wordt herzien. Je bent voordeliger uit met kort vast als de gemiddelde rente bij toekomstige herzieningen onder de 3,9% blijft. Voor elk herzieningsmoment kun je een drempelrente berekenen: blijft de rente in jaar 6-10 onder 4,0%, in jaar 11-15 onder 3,9% en in jaar 16-20 onder 3,8%, dan is kort vast voordeliger. Komt de gemiddelde rente boven de 4,1%, dan is lang vast gunstiger. Zit de rente tussen 3,9% en 4,1%, dan maakt het weinig uit en kun je kiezen voor wat jou de meeste vrijheid geeft.
Flexibel omgaan met je hypotheek
Extra aflossen en wat dat doet met je rente
Stel, je begint met een lening van €300.000 op een huis van €375.000. Je schuld is dan 80% van de waarde. Als je €15.000 extra aflost, daalt dit percentage naar 76%. Nog eens €7.500 aflossen brengt je naar 74%. Veel banken werken met grenzen zoals 80%, 75% en 70%. Elke keer dat je onder zo’n grens komt, gaat je rente omlaag, bijvoorbeeld met 0,20% per stap. Na een aanpassing betaal je bijvoorbeeld 3,6% gewone rente plus 0,5% opslag in plaats van 0,7%. Dat scheelt 0,20% per jaar, wat bij een resterende lening van €277.500 neerkomt op €555 bruto per jaar. Bij verdere aflossingen kan deze besparing oplopen.
Je hypotheek aanpassen tijdens de looptijd
Soms kun je tijdens de looptijd van je hypotheek je voorwaarden aanpassen, zoals de looptijd verkorten of verlengen, of je rente opnieuw vastzetten. Hier zijn vaak kosten aan verbonden, zoals een extra tarief of administratiekosten. Of het slim is om te wijzigen, hangt af van de kosten en het voordeel dat je ermee behaalt.
Het proces verloopt meestal in stappen. Eerst check je wanneer je volgens je contract mag wijzigen. Daarna vraag je op wat de kosten zijn, zoals een extra op de rente of administratiekosten. Vervolgens bereken je wat het effect is op je maandlasten en of het voordeel opweegt tegen de kosten. Je stapt alleen over als je het voordeel binnen een redelijke tijd terugverdient. Het verkorten van twintig naar tien jaar kan je rente verhogen of verlagen. Overstappen van variabel naar vast heeft ook invloed op je rente.