Wat is scheefwonen als je een huis hebt gekocht?
Stel, je hebt een huis gekocht. Je verwacht dan dat je maandlasten, je woning en je leven goed op elkaar aansluiten. Toch klopt dat plaatje soms niet. Scheefwonen bij koop betekent dat je huis, je maandelijkse kosten en je persoonlijke situatie niet goed op elkaar aansluiten. Dit is geen tijdelijk probleem, maar iets dat langer dan een jaar aanhoudt.
Het draait om vier zaken die niet goed samengaan:
- wat je elke maand betaalt
- hoe goed je huis past bij je huidige leven
- de uitgaven die horen bij je woonplek
- de kosten voor onderhoud en energie
Door deze scheve situatie kun je financieel vastlopen, wordt verhuizen lastig of werkt je huis niet meer voor jou. Een korte periode met hogere uitgaven, bijvoorbeeld door een verbouwing, valt hier niet onder.
Zo herken je scheefwonen bij koop
Hoe merk je dat je scheef woont? Let op deze vier punten: je woonlasten, je inkomenszekerheid, hoe je huis past bij je leven en de kenmerken van je woning.
Bij woonlasten zie je bijvoorbeeld dat je maandelijkse uitgaven sneller stijgen dan je inkomen. Misschien sta je vaak rood vlak voor je salaris binnenkomt, of trekken je vaste lasten je rekening leeg.
Inkomenszekerheid is een aandachtspunt als je variabel inkomen nodig hebt voor je vaste lasten, je contract bijna afloopt, of als je afhankelijk bent van ziekengeld of uitzendwerk.
Past je huis niet bij je levensfase? Denk aan kamers die je nooit gebruikt, altijd de trap op moeten terwijl dat lastig is, of elke dag lang reizen naar je werk.
En dan zijn er nog de kenmerken van je woning: een slecht energielabel, enkel glas, achterstallig onderhoud of een VvE met weinig geld zijn duidelijke signalen.
Wat betekent scheefwonen precies en hoe zie je het?
Scheefwonen betekent dat je te ruim of te krap woont qua woonlasten, spaargeld, ruimte, locatie of onderhoudskosten, en dat dit al minstens een jaar zo is. Vijf duidelijke signalen zijn:
- Je moet drie maanden achter elkaar geld van je spaarrekening halen.
- Je stelt belangrijk onderhoud (zoals veiligheid, lekkages of isolatie) langer dan een jaar uit.
- Meer dan 20% van je huis gebruik je eigenlijk nooit.
- Je reist gemiddeld meer dan 45 kilometer of een uur enkele reis naar je werk.
- Je stroomkosten zijn hoger dan 15% van je netto inkomen bij een slecht energielabel.
Als je huis, je maandlasten en je leven niet meer bij elkaar passen
Elke levensfase brengt eigen uitdagingen. Stel, je bent starter. Vaak heb je dan een groot aflossingsvrij deel en een korte rentevaste periode. Soms heb je bonussen nodig om rond te komen. Vallen die weg, dan kom je snel in de problemen.
Een jong gezin woont misschien goedkoop, maar in een huis met een steile trap en geen kinderkamers. Kinderopvang en lange reistijden maken het totaalplaatje duurder.
Ben je bijna met pensioen? Dan kun je last krijgen van een betaalbaar huis met een slecht energielabel. Minder inkomen na pensionering, hogere stroomkosten en grote klussen zoals een nieuw dak of een nieuwe ketel zorgen dan voor extra druk.
Wanneer woon je scheef? Dit zijn de grenzen
Hieronder vind je een overzichtelijke tabel met de grenzen voor scheefwonen. Zo zie je snel wanneer je situatie als scheef wordt gezien:
Onderdeel |
Grenswaarde |
Woonlasten (single) |
> 35% netto inkomen |
Woonlasten (gezin) |
> 30% netto inkomen |
Gezonde woonquote |
20-28% |
Spaargeld |
< 6 maanden woonlasten + basis |
Te veel ruimte |
> 20% ongebruikt |
Reistijd |
> 1,5 uur/dag |
Reiskosten |
> €300/maand |
Wil je weten hoe je ervoor staat? Kijk drie maanden lang naar je bankafschriften en markeer alle woonuitgaven: hypotheek, VvE, stroom, belastingen, verzekeringen en vervoer. Check je woonoppervlakte op je meetrapport of WOZ-beschikking en kijk je reistijd na via de routehistorie op je telefoon.
Hoe je woonlasten worden gemeten
Er zijn duidelijke manieren om te meten of je woonlasten bij je passen. Het draait om heldere definities en betrouwbare bronnen. Belangrijke graadmeters zijn de woonquote, vrije bestedingsruimte en buffermaanden. Je komt ook termen tegen als LTI, LTV, toetsrente en NHG-acceptatie. Deze gegevens komen uit tabellen van het Nibud, wetgeving en de NHG-Wijzer.
Vaste regels en richtlijnen
Of je woonlasten passend zijn, wordt bepaald met een aantal vaste maatstaven. De belangrijkste zijn:
- de bruto en netto woonquote volgens het Nibud
- de vrije bestedingsruimte op basis van Nibud-budgetten
- buffermaanden volgens praktijknormen
- de LTI (hoeveel je mag lenen op basis van inkomen)
- de LTV (maximaal 100% van de woningwaarde)
- de toetsrente
- de eisen van NHG
Deze kaders geven je een duidelijk beeld van wat verantwoord is.
Hoe woonlasten worden omgerekend
Voor een goede vergelijking worden alle woonlasten omgerekend naar maandbedragen. Alles telt mee: hypotheekrente, aflossing, VvE-bijdrage, onderhoud, stroom, verzekeringen, gemeentelijke lasten en eventueel erfpacht. Jaarbedragen deel je door twaalf, groot onderhoud reken je om naar een maandbedrag. Voor de stress-woonquote wordt gerekend met een rente die 3% hoger ligt. De onderhoudsnorm ligt tussen 0,8 en 1,0% van de herbouwwaarde of 20 tot 35 euro per vierkante meter per jaar. Stroomkosten worden aangepast aan het energielabel en de grootte van je huishouden.
Woonquote, vrije bestedingsruimte en buffer
De bruto woonquote bereken je door je bruto woonlasten te delen door je bruto maandinkomen. Voor de netto woonquote deel je de netto woonlasten (inclusief stroom) door je netto inkomen. De vrije bestedingsruimte is wat overblijft nadat je alle vaste lasten en reserveringen van je netto inkomen aftrekt. De minimale buffer ligt tussen 6 en 12 maanden aan totale uitgaven voor wonen en basislevensonderhoud. Hoeveel buffer je nodig hebt, hangt af van je inkomenszekerheid en gezinssamenstelling.
Verschillen per huishouden en levensfase
Hieronder zie je een tabel met de referentiewaarden per huishouden en levensfase:
Huishouden |
Netto woonquote |
Buffer (maanden) |
Single |
22-30% |
9-12 |
Tweeverdieners zonder kinderen |
20-28% |
6-9 |
Gezin met kinderen |
20-26% |
9-12 |
Bijna met pensioen |
18-24% |
12 |
Regels die je maximale hypotheek bepalen
Regels van geldverstrekkers zorgen ervoor dat je niet te veel leent. LTI, LTV en toetsrente bepalen de maximale hypotheeklasten. NHG-acceptatie voegt extra voorwaarden toe. Binnen deze grenzen bepaal je zelf wat voor jou passend is, op basis van je gewenste woonquote, buffer en jouw persoonlijke situatie.
Hoeveel je maximaal mag lenen
De maximale woonlasten worden bepaald door je inkomen en de toetsrente. Eerst bereken je je bruto toetsinkomen, inclusief vakantiegeld en eventuele 13e maand. Daarna kijk je welk financieringslastpercentage bij jouw situatie hoort. De maximale bruto jaarlast is je toetsinkomen maal dit percentage. Dit bedrag vertaal je naar de maximale lening die je kunt krijgen.
LTV en NHG: wat zijn de grenzen?
De verhouding tussen je lening en de woningwaarde (LTV) mag maximaal 100% zijn. Voor verbouwingen en energiemaatregelen is soms extra ruimte mogelijk. NHG biedt borgstelling waarvoor je premie betaalt. De voorwaarden van NHG hebben invloed op je risico en de opzet van je hypotheek.
Wat schulden doen met je hypotheek
Bestaande schulden verlagen je maximale hypotheek. Voor een studieschuld wordt de maandlast berekend op basis van de schuld en het aflosregime. Andere kredieten verminderen je leencapaciteit via een vaste maandlast. Je moet bewijsstukken aanleveren, zoals een DUO-overzicht, kredietovereenkomsten en recente saldi.
Inkomen van je partner of flexibel werk
Het inkomen van een partner telt volledig mee als er een vast contract is. Bij een tijdelijk contract wordt een deel van het inkomen meegenomen, meestal tussen 70 en 90%. Flexibel inkomen wordt gemiddeld over 12 tot 36 maanden. Hiervoor zijn loonstroken, jaaropgaven, belastingaangiften en arbeidsovereenkomsten nodig.